Op 3 februari kreeg ik last van buikpijn. Ik maakte me nog niet meteen zorgen. Iedereen heeft al wel eens buikpijn en ik had de laatste jaren leren leven met buikpijn. In 2005 hebben dokters namelijk ontdekt dat ik een extreem lange dikke darm heb. Het was bij een operatie aan de eierstok dat de gynaecologe er een maag-darmchirurg erbij haalde omdat ze “mijn darmen niet terug in mijn lijf kreeg”… In het verslag stond dan ook: dat ‘problemen met de darmen’ en ‘obstipatie’ bij deze patiënte zich in de toekomst zeker zouden opdringen. Dus nee, ik maakte me geen zorgen om wat buikpijn. Mijn ontlasting moest zich namelijk in meerder bochten wringen dan bij een ander normaal mens.
Maar op 3 februari was het net een iets andere buikpijn dan dat ik gewoon was. Aanvankelijk dacht ik aan een banale buikgriep omdat ik ook moest overgeven. Omdat het de volgende dag nog niet beter was én ik een briefje van de dokter nodig had voor mijn werk besloot ik naar de huisdokter te gaan. Zij vermoedde dat ik galstenen had; ik gaf een urinestaal af, er werd bloed afgenomen en ik kreeg een verwijsbrief voor een echo.
’s Anderendaags waren er op de echo echter geen galstenen te zien. Ik voelde me die dag ook al veel beter. De buikpijn was weg en ik voelde me weer kiplekker. Groot was mijn verbazing dan ook toen de huisdokter me belde met slecht nieuws: “Je moet meteen naar spoed! Je hemoglobinewaarde is heel laag. Normaal liggen die waarden tussen de 12 en de 14, bij jou is dat nog maar 7. Volgens mij ben je inwendig aan het bloeden”. Daar zat ik dan. Ik had absoluut niet de indruk dat ik inwendig aan het bloeden was maar ik durfde nog amper te bewegen.
Op spoed aangekomen, zagen ze daar ook wel dat het geen dringend geval was. Dus ik kon het hen moeilijk kwalijk nemen dat ze het rustig aandeden. Ik vertelde hen dat ik de voorbije dagen buikpijn had en moest overgeven. Er werd nog eens bloed afgenomen en ik werd onder de scan gelegd. De hemoglobinewaarde was verder gezakt naar 6, maar op de scan was er eigenlijk niks opmerkelijks te zien. Buiten dat mijn darmen wat opgezwollen waren. De dokter maakte zich wel wat zorgen over dat hemoglobinegehalte: had ik recent een ongeluk gehad? Een bloedneus? Had ik last van hevige menstruatie? Was ik zwanger? Nee, toch niet. Je moet de laatste tijd toch erg moe zijn geweest. Tja, het was winter en als de wekker ’s morgens afging, was het nog donker. Ik denk dat er veel mensen het dan moeilijk hebben om op te staan, nee?
Er moest dus een verklaring gezocht worden waarom die waarde zo laag was. Ik werd in het ziekenhuis opgenomen en kreeg die avond en nacht 3 zakjes bloed en een zakje ijzer. Ik moest de week daarna nog eens terugkomen voor nóg een zakje ijzer. Dan zou er ook een datum vastgelegd worden voor een maag-darmonderzoek…
12 februari stond ik op en ik kreeg al gauw last van hevige buikkrampen. Gelukkig moest ik die dag terug in het ziekenhuis zijn voor het ijzer. De dokter werd er weer bijgehaald. Er werd besloten me in het ziekenhuis te houden met het oog op dat maag-darmonderzoek. Dezelfde dag kreeg ik een foto met contrastvloeistof, waar een vernauwing in mijn darmen werd vastgesteld. Twee dagen later waren mijn darmen leeg en kon de dokter een colonoscopie uitvoeren.
Het was 14 februari toen ze me vertelden dat er een gezwel was gevonden. Of de grond toen onder mijn voeten wegzakte? Nee, niet bepaald. Ik was voorbereid. Ik had al opzoekingwerk verricht toen ik “nog alleen maar bloedarmoede” had. Dokter Google liet me in één van zijn links weten dat bloedarmoede kan gelinkt worden aan darmkanker. Toen lachte ik het weg. Want dokter Google kan je ook wijsmaken dat elke banale hoofdpijn een hersentumor is…
Enfin, een gezwel dus, van twee vuisten groot, op de overgang van mijn dunne naar dikke darm, ter hoogte van mijn lever en het moest er zo snel mogelijk uit. Goed- of kwaadaardig? Dat kon (of wou?) de dokter me toen nog niet zeggen. De volgende dag onderging ik al een operatie en de chirurg zou het me zeker weten te vertellen… Echter, de chirurg kon (of wou) me het na de operatie ook nog niet zeggen. Een week later volgde dan het verdict: kwaadaardig. Omdat er ook slechte kliertjes werden gevonden, moest ik een nabehandeling met chemo krijgen. Hij zei het op zo’n rustige manier dat ik er vrij nuchter bij bleef, net alsof hij me net had verteld: “Je hebt hoofdpijn en ik ga je een aspirine geven”.
Het was pas na de reacties van familieleden en vrienden dat het tot me door begon te dringen dat het toch wel ernstig was en het heeft nog enkele dagen geduurd eer ik het woord “kanker” durfde te gebruiken.
Ondertussen heb ik al één kuur van de 12 erop zitten. De bijwerkingen vallen totnogtoe mee. Misselijkheid en tintelende handen, daar kan ik nog mee leven.
Het is gewoon het feit dat ik nu voor minstens 5 jaar het label van kankerpatiënt krijg. Niet zozeer de behandelingen boezemen me angst in, wél het feit dat ik kan hervallen. Ik vestig mijn hoop op de prognoses van de dokter, die zegt dat ik (met mijn tumor met classificatie T3N2M0) maar 15 à 20 procent kans heb om de ziekte opnieuw te krijgen. In tegenstelling tot wat ik lees op verschillende websites die me veel minder kans geven om volledig te genezen.
Mijn huisdokter raadde me aan om zeker geen lotgenoten te gaan zoeken op het internet. Maar dat is momenteel het enige wat ik kan doen om “de sprong in het onbekende” een beetje op te vangen…