Deze getuigenis heet P-R-A-C-H-T-I-G. Zij werd als blog geschreven door Tie Roefs die onlangs haar broer verloor aan darmkanker. Hier past alleen diep respect. We wensen Tie en haar familie sterkte.
Tie Roefs, gedeputeerde Vlaams-Brabant gaf toestemming om haar blog hier te publiceren.
“De foto van je ‘bidprentje’ is ingekaderd. Twee kaarsjes branden bijna ononderbroken. Misschien wijst hun licht je wel een weg? Misschien is het aan ‘de andere kant’ wel even prachtig als jij dat woord kon doen klinken.
Mijn lieve kleine grote broer. Hoe onwezenlijk is het toch dat jij hier niet meer bent! Ik blijf me maar betrappen in gesprek met jou. Het was ‘P-R-A-C-H-T-I-G’, broer, in Zwitserland. De bergen stonden op een kantelpunt. Op hun immense toppen getuigde de sneeuw nog net van de winter. Een nieuwe lente brandde de zon al op ons gezicht. Je kinderen waren, zoals afgesproken, met me meegegaan. En ze genoten, ondanks alles.
‘De natuur begint altijd opnieuw’. Dat wilde je ons in de laatste maanden van je leven heel vaak vertellen. Je scheen in die wetenschap gerustheid te vinden. De verzoening met de meedogenloosheid van je ziekte leek er wat makkelijker door te gaan. ‘Niets eindigt ooit helemaal’. Gaandeweg wilde je jezelf en ons daarvan overtuigen.
Ik bewonder de weg die je aflegde, Wim. Je ziekte liet je geen enkele keuze. Maar toch bleef je, heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop, uitzonderlijk minzaam. Toen de meest gespecialiseerde artsen van Gasthuisberg je vertelden dat ze je kanker toch niet hadden kunnen verwijderen, bedankte je hen voor de geleverde inspanningen. Je ontgoocheling over de grenzen van de medische wetenschap schikte je onder aan je dankbaarheid voor wat, in het bijzonder, je vrienden-artsen Christophe en Rik, voor je hadden proberen te doen.
‘Het zijn toch ‘goei ‘ mannen, he, Tie?’, vroeg je me de laatste zondag voor je vertrek. Die ochtend had je ons nog samen gebracht: je familie en je vrienden. Je vond het belangrijk dat we elkaar zouden leren kennen. Met je allerlaatste energie hield je zelfs nog een speech. Doorspekt van spitsvondigheden, overgoten met een beetje bitter. Helemaal zoals men je kende, ook op de rechtbank. Je was een getalenteerd spreker, broer. Bij je uitvaart getuigde de stafhouder van Turnhout dat je een geducht tegenstander was voor je gelijken. Maar eens de strijd gestreden, was je ook een graag geziene collega, een vriend, een ‘confrater’ waarop men kon rekenen.
Ik kan vandaag vertellen, liefste broer, dat je vrienden inderdaad ‘goei’ mannen, zijn. Ze zijn van een stevig kaliber. Zoals jij hen op handen droeg, droegen zij jou, op de dag van je uitvaart, op hun schouders.
Lieve broer, wat had ik graag gewild dat je nog veel meer tijd met ons had kunnen doorbrengen. Ik wilde nog zo graag met jou een keer naar de Duitse militaire begraafplaats in Lommel gaan. Want dat vond je niet meer dan billijk. Aan beide kanten van het front vielen in de beide wereldoorlogen slachtoffers. Jij wilde ze graag allemaal herinneren. ‘Deze en gene zijde’: een gewikt en gewogen oordeel. Uiteindelijk werd je geen historicus, maar studeerde je rechten. ‘Pro Justitia’. Dat werd je levensdoel. Op langere termijn zou je je taak als plaatsvervangend vrederechter wel voor een voltijdse loopbaan in de magistratuur hebben willen ruilen…
Het heeft niet mogen zijn, liefste broer. Tot jouw groot verdriet. De laatste maanden weende je veel. Stil. Maar tenslotte toch heel zichtbaar. En je tranen spraken boekdelen. Je leefde ook zo graag. Je had ook zo heel veel opgebouwd om nog verder voluit voor te gaan: je kinderen, je gezin, je familie, je vrienden, je zaak!
‘Waar heb ik de ‘onrechtvaardigheid’ van die rotziekte toch verdiend?’ Soms stelde je vertwijfeld die vraag. Ik kende het antwoord ook niet. Ik zat er dan ook maar bij. Even sprakeloos masseerde ik je voeten, in de hoop de onaangename tintelingen als gevolg van de zware chemokuur te milderen. ‘Misschien ben je wel op weg naar een soort van ‘derde geboorte’’? ‘Ja’, zei je dan, ‘misschien’. Je verbeet je pijn en grinnikte: ‘De materie op aarde blijft alleszins constant’.
Het troost me wel een beetje, grote kleine broer Wim, dat de soldaten van de beide wereldoorlogen die je je leven lang zo in je hart droeg, ongeacht tot welk kamp ze behoorden, ook veel te jong gestorven zijn. Sommigen waren zelfs zo piepjong dat ze hun ‘eigen’ leven nog niet eens waren begonnen. Voor jou lag dat anders, toch? Vaak heb je gezegd: ‘ik heb 44 gelukkige jaren gehad’. Misschien wou je je zelf en ons zo troosten? Alleszins durf ik stellen: ‘ je hebt in 44 jaar immens veel aan dit leven toegevoegd’. In Zwitserland heb ik nog eens kunnen ervaren welk een talentvolle en mooie kinderen je het leven gegeven hebt.
“Mijn papa is niet gestorven, hij is in eer gesneuveld. Gesneuveld in een strijd die hij tot de laatste snik uitvocht. De strijd was gestart toen we een verrassingsaanval kregen. Die had een impact op ons leven. De vijand was genadeloos en pakte alles wat hij pakken kon. Maar we vochten terug,de strijd was bikkelhard. Toen we de vijand bijna verslagen hadden, haalden ze het zwaarste geschut boven. Toen besefte ik pas dat papa niet voor zichzelf vocht,maar voor ons.”
Seppe
Je laat een leegte achter, broer. Een gat dat niet meer kan gedicht worden. Verdriet om jou maakt me meer dan ooit kwetsbaar. Mijn gevoelens rond jouw heengaan zijn, vooralsnog, oncontroleerbaar. Ik durf niet garanderen dat ik niet in tranen zal uitbarsten als men mij heel oprecht vraagt ‘hoe het gaat?’
Met wie moet ik het nu oneens zijn over de politieke organisatie van ons land? Wie durft een beschouwing over de zin of onzin van het leven aan? Met wie zullen de neefjes en nichtjes langs de kust van Normandië reizen om er alles te leren over de komst van de geallieerden of de ‘Atlantic Wall’? Ook de ‘goei’ mannen van de Ronde Tafel Turnhout vroegen het zich al luidop af: ‘wie gaat er ons nu vertellen over het interbellum of, natuurlijk, over Polen?’
De ‘dankviering voor je leven’, Wim, werd wat je wilde. Of tenminste, dat denk en hoop ik toch. Er was ‘jazz’, maar ook ‘Bist du bei mir’ van Bach. Er was een tekst van mama die over ‘ons’ vertelde en je eerste publieke optreden bij zuster–directrice ‘Angelina, de blonde sek-machina’. Een werkelijk eindeloze rij mensen wilde je een laatste groet brengen. In de regen stonden velen aan te schuiven. Je twaalfjarige zoon, Seppe, schreef een prachtig verhaal over een teletijdmachine en jullie samen zijn in 2017. Er was, wees gerust broer, na afloop van de uitvaart, geen koffietafel ‘met pistolets met kees en hesp’. Er was wel een receptie, een ‘feest’ ter ere van jouw leven, tot in de puntjes verzorgd door je broer Jan en je ‘dikke maat’ Dirk. Er kwamen brieven en kaartjes van overal, van vele mensen uit alle episodes van je veel te korte leven.
Je was graag gezien. Je blijft graag gezien. Ik neem me voor, liefste Wim, om gewoon verder met je te communiceren. Eigenlijk zoals je vroeg in de laatste momenten van je leven hier op aarde: ‘praat met me tot ik aan de overkant ben. Ik ga niet echt weg, ik ga gewoon naar ergens anders. Kijk, daar, die eik! Hij groeit en bloeit steeds weer: einde-loos mooi. Niets eindigt ooit helemaal, Tie.
Is dat niet P-R-A-C-H-T-I-G?’
Mijn dierbare jongere broer Wim stierf op 1 april 2015 op 44-jarige leeftijd aan darmkanker. Zijn tumor – bloeddorstige ‘Pokemon’ volgens zijn kinderen of ‘het mormel’ in zijn eigen woordenschat – bleek inoperabel en onbehandelbaar. Wim was bijzonder intelligent, gevoelig, curator, advocaat, plaatsvervangend rechter, oud-voorzitter van de Ronde Tafel Turnhout, lid van de 41, filosoof, maar vooral ook echtgenoot van Sophie, vader van Kaat En Seppe, zoon van mijn mama en papa, broer van ‘ons’, nonkel van onze kinderen, kenner van de wereldoorlogen en het interbellum van de 20Ste eeuw. Mijn andere broer Jan, schoonbroer Dries en zijn beste vrienden, tevens ook zijn behandelende artsen, droegen Wim op 11 april 2015, op de tonen van ‘The Last Post’, naar zijn laatste rustplaats. Ik had nooit durven denken dat kanker mijn broertje en mijn familie zo hard zou treffen. Nog meer dan vroeger ben ik daarom overtuigd dat we met zijn allen tegen kanker moeten strijden en moeten proberen deze vreselijke ziekte in al zijn vormen klein te krijgen. Ik roep ‘iedereen’ dan ook op om, financieel en/ of politiek, de campagne ‘iedereen tegen kanker’ van ‘Kom op tegen kanker’ te ondersteunen. Iets anders zou Wim niet van mij verwacht hebben.”
Tie Roefs